Rotgans
Het gansje van het wad
In tegenstelling tot andere ganzensoorten, die je in Nederland vooral op weilanden en akkers ziet, zijn rotganzen specifiek aan de kust gebonden. Je zult ze vooral tegenkomen op het wad, op kwelders en op weilanden vlak aan de kust. Om te kunnen omgaan met dit zoute habitat hebben rotganzen grote zoutklieren, waarmee ze het zout kunnen uitscheiden dat ze binnen krijgen via de planten die ze eten.
Rotganzen zijn de kleinste ganzensoort in Nederland. Hun aanpassingen aan zoute omstandigheden zorgen ervoor dat ze competitie met grotere ganzensoorten kunnen vermijden. Alleen de brandgans gebruikt ook kustweilanden en kwelders, maar verder bij de zee vandaan dan de rotganzen.
Overzomeren in Nederland doen de rotganzen niet. Elk jaar trekken ze via de kust naar het noordoosten van Siberië. Langs de hele trekroute zijn de rotganzen gebonden aan de zee. Het allerliefste eten ze zeegras. Op de toendra eten ze jonge planten met veel nutriënten erin. Zulke hoge kwaliteit voedsel is nodig omdat kleine ganzen als de rotgans maar een kort maagdarmstelsel hebben en daarom planten met veel vezels moeilijk kunnen verteren.
De wereld van rotganzen
In het voorjaar zijn de meeste rotganzen in de Waddenzee te zien. Dan verzamelt namelijk het grootste deel van de populatie zwartbuikrotganzen (Branta bernicla bernicla) zich in de Waddenzee om reserves op te bouwen voor de trek naar de broedgebieden. In mei vertrekken de rotganzen naar het noordoosten van Siberië, bijvoorbeeld naar het Schiereiland Tajmyr om daar te broeden. In september vliegen de rotganzen met hun jongen terug naar West-Europa om te overwinteren. Dit gebeurt deels in de Waddenzee, maar het grootste deel van de populatie overwintert langs de kusten van Zuid-Engeland en Frankrijk.
Andere ondersoorten van de rotgans zijn de witbuikrotgans (B. bernicla hrota) en de zwarte rotgans (B. bernicla nigricans). Witbuikrotganzen broeden op Spitsbergen en in Groenland en overwinteren langs de westkust van Groot-Brittannië en in Denemarken. Zwarte rotganzen broeden in het noordwesten van Siberië en in noordelijk Canada en overwinteren zuidelijker in Noord-Amerika. De populatiegrootte verschilt tussen de ondersoorten. Het aantal zwartbuikrotganzen wordt geschat op 200.000, het aantal witbuikrotganzen op 30.000 en het aantal zwarte rotganzen op 115.000.
De connecties van rotganzen
Rotganzen vliegen niet in één keer van de Waddenzee naar Siberië, maar gebruiken onderweg verschillende kusten en zeegrasvelden om te rusten en te eten. Het binnen Metawad uitgevoerde zenderwerk laat zien dat rotganzen tijdens het grootste deel van de trek precies de kustlijn volgen.
Na het broedseizoen vliegen de ouders en jongen terug naar de overwinteringsgebieden. Deze terugreis gaat langzamer dan de heenreis. Er wordt vaker gestopt langs de kust en vooral op zeegrasvelden. Overwintering in Zuid-Engeland en Frankrijk is gericht op zeegras. Verschillende zeegrasvelden worden gebruikt. Als de hoeveelheid zeegras te ver afgenomen is, trekken de ganzen verder naar het zuiden: naar het volgende zeegrasveld.
Ouders en hun jongen blijven de hele winter bij elkaar. Uiteindelijk komen de rotganzen in april en mei in de Waddenzee samen in grote groepen om reserves op te bouwen voor weer een vlucht naar het hoge noorden.
De ecologie van rotganzen
Rotganzen zijn vegetariërs. Ze eten planten en hebben een grote voorkeur voor zeegras. Zeegras kwam voor 1930 volop voor in de Waddenzee. In de jaren ’30 brak er schimmelziekte uit, die de populaties van zeegrassen wereldwijd beïnvloedde. Groot zeegras (Zostera marina) verdween zelfs helemaal uit de Waddenzee en heeft zich in het Nederlandse deel van de Waddenzee niet meer hersteld. Daarom zijn rotganzen in de Waddenzee overgestapt op zoute kwelderplanten en grassen van weilanden dicht aan de kust.
In Siberië is het succes van de broedpogingen van rotganzen afhankelijk van de lemmingenstand. Het aantal lemmingen varieert per jaar, met pieken in aantallen gevolgd door een ineenstorting van de populatie. Als het aantal lemmingen hoog is, hebben predators als de poolvos en de sneeuwuil genoeg te eten en laten ze de rotganzen met rust. In jaren met weinig lemmingen worden de nesten en jongen van de rotgans door predators bedreigd en is de kans klein dat de rotganzen hun jongen succesvol grootbrengen.
Acties en beheer voor rotganzen
Het aantal rotganzen neemt de laatste jaren af. Dit komt onder andere door veranderende omstandigheden in de broedgebieden door de opwarming van de aarde. Hoge aantallen lemmingen komen bijvoorbeeld minder vaak voor. Maar ook omstandigheden in de overwinteringsgebieden zijn aan het veranderen. In Frankrijk wordt het habitat van rotganzen bijvoorbeeld bedreigd door oesterkwekerijen. Deze oesterkwekerijen fragmenteren en verkleinen de zeegrasvelden die rotganzen daar gebruiken.
In de Waddenzee lijkt de opkomst van brandganzen een grote invloed op rotganzen te hebben. Vooral in het oosten van het Waddengebied zijn brandganzen de afgelopen jaren flink in aantal toegenomen. Brandganzen gebruiken ook kustweilanden en kwelders. Alleen de lage kwelders, vlak langs de waterlijn gebruiken de brandganzen niet. Hun zoutklieren zijn te klein om die extreem zoute omstandigheden aan te kunnen. Rotganzen worden gedwongen om zich te concentreren op dit lage deel van de kwelder. Omdat het herstel van zeegras in de Waddenzee erg langzaam gaat, is er daar weinig te eten. Daarom is belangrijk dat lage kweldervegetatie beschikbaar blijft. Ook het herstel van zeegrasbedden begint steeds belangrijker te worden.