Foto: Andries Datema
Foto: Andries Datema

Lemming is dé sleutel tot succes voor rotgans

Uit een overzicht van meer dan een halve eeuw onderzoek aan rotganzen komt één overheersende factor naar boven voor het succes van de populatie: het optreden van pieken in het aantal lemmingen op de Siberische toendra. ‘Maar’, zo nuanceert onderzoeker Bart Nolet van het Nederlands Instituut voor Ecologie, ‘dat geldt dus alleen als je geïnteresseerd bent in het succes van de hele populatie. De sleutel tot succes van een individu lijkt eerder bij ons in het waddengebied te liggen dan op de toendra.’

Tussen 1950 en 2000 was het patroon helder: iedere drie jaar piekte het aantal lemmingen op de toendra’s van het schiereiland Taimyr, in Siberië. Dat betekende feest voor onder andere de sneeuwuilen. Die hadden dan genoeg te eten om tot broeden te komen. Die broedende sneeuwuilen verdedigden in die lemming-piekjaren hun territoria zo fanatiek dat poolvossen wel uit de buurt bleven. Daar profiteerden vervolgens ook de broedende rotganzen van.

In afwezigheid van poolvossen konden die in de piekjaren hun pullen grootbrengen in de omgeving van de nesten van sneeuw-uilen. Ook de ganzen die op eilanden tussen meeuwen broedden deden het in lemming-piekjaren goed, omdat de meeuwen dan minder ganzeneieren roofden. En met de vossen geen medelijden, want die deden zich, net als de sneeuwuilen en meeuwen tegoed aan de vele lemmingen. Die konden gerust de ganzenkuikens links laten liggen.

Zo helder was het leven tot de eeuwwisseling. Maar ergens rond 2000 ging het er op de toendra langzaam anders uitzien, zo beschrijven Nolet en collega’s in een publicatie in het Journal of Animal Ecology. De driejaarlijkse pieken in het aantal lemmingen bleven toen langere tijd uit. Nolet: ‘In die periode werd ook duidelijk hoe groot het effect van die lemmingpieken feitelijk is geweest op de populatie rotganzen. Sinds 1950 was de populatie, mede dankzij het staken van de jacht vertwintigvoudigd. Met het uitblijven van piekjaren nam uiteindelijk ook de populatie rotganzen langzaam af. Er waren ook enkele andere sturende factoren gevonden, zoals de timing van het voorjaar in het broedgebied, maar geen enkele factor bleek zo sterk van invloed als die lemmingenpieken. Blijkbaar is het voor een langlevende soort als de rotgans genoeg om eens in de drie jaar jongen groot te brengen, maar blijft die piek uit, dan gaat het mis.’

Vette, succesvolle moeders

De sleutel tot succes voor de populatie rotganzen mag dan in de lemmingen schuilen, voor een individuele vrouwelijke rotgans maakt het evenwel nogal uit met hoeveel reserves zij in mei uit de Waddenzee vertrekt naar Siberië. Nolet: ‘Uit eerder werk van collega-onderzoeker Bart Ebbinge, van Alterra, blijkt dat een vrouwtje dat in betere conditie uit de Waddenzee vertrekt ook een grotere kans heeft om in het najaar met jongen terug te keren. Dat effect mag dan tot nog toe niet zichtbaar zijn op populatieniveau, in de toekomst zou dat wel degelijk een belangrijker factor kunnen worden. Als het namelijk zo is dat de lemmingpieken zich onregelmatiger gaan voordoen, dan breken er magere jaren aan voor de broedende rotganzen. Dan wordt ook een mogelijke flessenhals in ons Waddengebied relatief belangrijker.’

Nolet is wat dat betreft vooral geïnteresseerd in de mysterieuze timing van opvettende ganzen. ‘In de wintermaanden moeten de vogels alle zeilen bijzetten. Ze hebben dan korte dagen om voedsel op te nemen. Maar in april zijn de dagen al flink langer en zouden ze flink lang kunnen eten. Toch zien we dat de rotganzen pas in mei écht beginnen met langer eten voor de trek. Waarom beginnen die vogels die uiteindelijk in een matiger conditie vertrekken niet gewoon wat eerder met stevig dooreten? Met die specifieke vraag houdt Metawad-onderzoeker Adriaan Dokter zich momenteel bezig bij het NIOO.’

De rotganzenonderzoekers hebben overigens ook noodgedwongen meer tijd om zich op die vragen dicht bij huis te storten, zo stelt Nolet nuchter vast. ‘De kosten van expedities naar het afgelegen Taimyr schiereiland zijn echt de pan uit gerezen.

En onderzoeksfinancier NWO heeft de prioriteiten voor Arctisch onderzoek bij Spitsbergen en Groenland gelegd.’ Van Russische onderzoekers die nog wél in Taimyr actief zijn, kreeg Nolet dit jaar voorzichtig bemoedigende signalen. ‘Het schijnt dat er dit jaar wél een lemmingenpiek is geweest, net als in 2011. De eerste signalen zijn ook dat de rotganzen dit najaar met veel jongen terugkomen. Vergelijkbare signalen komen uit Varanger, in het noorden van Noorwegen, uit Groenland en van het eiland Wrangel, in het uiterste oosten van Rusland. Er komen dus nog wel lemmingpieken, maar lang niet meer zo regelmatig als in het verleden.

Als wetenschapper bekijk ik dat vooral met nieuwsgierigheid naar het effect op de rotganzen. In mijn achterhoofd speelt daar zeker ook wel enige bezorgdheid, bijvoorbeeld over de invloed van het veranderende klimaat op de sneeuwcondities waar de lemmingen weer van afhankelijk zijn.’

Meer informatie: B.Nolet@nioo.knaw.nl
documentatie: www.metawad.nl/n6d2
journal of animal ecology 82 (2013), 804–813.
doi: 10.1111/1365-2656.12060

Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee Sovon vogelonderzoek Nederland Nederlands Instituut voor Ecologie Vogeltrekstation Stichting natuurinformatie Werkgroep Lepelaar Rijksuniversiteit Groningen Universiteit van Amsterdam Global Flyway Network in Australia