Foto: Jan van de KamFoto: Jan van de KamFoto: Theunis PiersmaFoto: Ruben RodriguezFoto: Ruben Rodriguez

Lepelaar

Edelvisser van wad en duinen

In broedgebieden zijn volwassen lepelaars roomwit, hebben een grote kuif, een gele borstband en een geel oranje keelzak. De snavel is zwart met een gele lepelpunt. De jongen komen uit het ei met een knal oranje lepelvormige snavel, die binnen zes weken via rose naar grijs verkleurt.

Lepelaars broeden op alle Waddeneilanden in Nederland. Ze broeden op kwelders en in duinvalleien. Daar zijn ze te vinden van eind februari tot eind juni. In het vroege voorjaar foerageren ze vooral in het zoete water. Maar als het water in de Waddenzee opwarmt en de garnalen uit de diepe geulen het wad op trekken, zijn de lepelaars er vooral in de kleine geultjes te vinden. Het voedsel wordt naar de kuikens gebracht en uitgekotst. Na het broedseizoen blijven de volwassen en jonge lepelaars nog tot in september rondhangen op het wad tot ze vet genoeg zijn om naar het zuiden te vertrekken. De jonge lepelaars houden twee jaar lang zwarte vleugelpunten waarmee ze te onderscheiden zijn van de ouderen.


De wereld van lepelaars

Lepelaars die op de Nederlandse, Duitse en Deense Waddeneilanden broeden, verblijven na het broedseizoen nog tot half september op het wad. Eind september zijn de meeste lepelaars naar het zuiden vertrokken. Het grootste deel vliegt naar de Banc d’Arguin, een groot waddengebied in Mauretanië, en naar de delta van de Senegal rivier. Ze brengen daar de hele winter door en ontmoeten er hun (onder-)soortgenoten die in Frankrijk, Spanje en Portugal hebben gebroed. Ook mengen ze zich daar met de endemische lepelaars van de ondersoort Platalea leucorodia balsaci, die op de Banc d’Arguin broeden en bijven. In februari begint de terugvlucht naar het noorden. Een klein deel van ‘onze’ lepelaars overwintert in Frankrijk, Zuid-Spanje en Portugal; in moerasgebieden, visvijvers en rijstvelden. Deze vogels trekken al in februari terug naar hun noordelijke broedgebieden en arriveren daar ruim een maand eerder dan de West-Afrikaanse overwinteraars.


De connecties van lepelaars

Het lijkt er op dat de op de Waddeneilanden broedende lepelaars niet het beste overwinteringsgebied kiezen. De meeste lepelaars trekken naar West-Afrika maar degene die in Spanje en Portugal overwinteren hebben een hogere overleving.

De overleving van lepelaars die tussen 1988 en 2010 als nestjong gekleurringd waren, nam tijdens de trek van de overwinteringsgebieden naar Nederland gestaag af. Er waren geen verschillen in overleving tussen lepelaars die de winter doorbrachten in Spanje, Portugal en Frankrijk, maar de vogels die de Sahara overstoken naar Mauretanië hadden een lagere overleving. Dat de lepelaars dit ‘door’ lijken te hebben blijkt uit de toename van het aandeel jonge vogels dat op het Iberisch schiereiland blijft overwinteren.

Al vliegen jonge lepelaars niet met hun eigen ouders mee, tijdens de trek verkeren ze wel in gezelschap van oudere dieren. Zolang de oudere vogels naar West-Afrika vliegen, gaan de jongen mee. Als ze eenmaal een overwinteringsgebied hebben gekozen dan keren ze er jaar op jaar naar terug.


De ecologie van lepelaars

Broedkolonies moeten veilig zijn, dat wil zeggen: vrij van grondpredatoren zoals vossen. De Waddeneilanden zijn daarom ideaal. Tot 1980 werden lepelaars vooral op het vasteland broedend gezien. Tegenwoordig bouwen lepelaars hun nest op de Waddeneilanden vanwege het grote aantal vossen op het vasteland.

Op de Waddeneilanden komen geen grondpredatoren voor. Aangezien de hoogste mortaliteit van de juvenielen plaatsvindt net na het broedseizoen lijkt het erop dat voedsel de beperkende factor is. Ondanks dat het waddengebied groot is, is het aantal geschikte geulen met voldoende voedsel beperkt.

Lepelaars foerageren vaak in groepen, met hun snavel heen en weer zwiepend door troebel water. In tegenstelling tot wat veel mensen denken, filteren lepelaars het water niet, maar vangen ze hun prooien op de tast en slikken ze die in hun geheel in. In het vroege voorjaar zijn dat visjes en amfibiën in het zoete water. Later zijn het voornamelijk visjes en garnalen van het wad. Uit zenderwerk blijkt dat in 2012 enkele adulten iedere nacht het wad tussen Schiermonnikoog en het Lauwersmeer overstaken om voedsel te halen.


Acties en beheer voor lepelaars

Lepelaars zijn schuw en hebben rustige broedgebieden nodig. Op de Waddeneilanden broeden ze in natuurreservaten en zijn ze dus veilig. Dat de overleving van de juvenielen op het wad geleidelijk achteruit gaat lijkt te komen door voedselgebrek.

Door overbevissing is de Waddenzee arm aan kleine (plat)vis. Visserij en toerisme drukken hun stempel op de Waddenzee. Het zenderen van lepelaars heeft tot doel inzicht te krijgen in het gebruik van de foerageergebieden in de Waddenzee en op het vaste land, naast de keuze van de trekroute.

Op de trekroute liggen nog grotere gevaren. Niet alle pleisterplaatsen onderweg zijn beschermd. Gebieden die van cruciaal belang zijn als rust en opvetplek worden bedreigd door uitbreiding van industrie en woningbouw. Door de crisis wordt er nu in Spanje zwaar bezuinigd op toezichthoudend personeel. Internationale druk om deze gebieden te beschermen is van groot belang.

De trekroute langs de kust van Afrika door Marokko en de Westelijke-Sahara is slecht bekend en geniet ook nauwelijks bescherming. Met het zenderen van de vogels hopen we de pleisterplaatsen in kaart te brengen zodat gerichte bescherming mogelijk wordt.


Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee Sovon vogelonderzoek Nederland Nederlands Instituut voor Ecologie Vogeltrekstation Stichting natuurinformatie Werkgroep Lepelaar Rijksuniversiteit Groningen Universiteit van Amsterdam Global Flyway Network in Australia