Plafond aan giftige schelpen
Er zit een duidelijk plafond aan de hoeveelheid melkwitte cirkelschelpen (Loripes lucinalis) die een kanoet kan hebben. Dat blijkt uit onderzoek van NIOZ-promovendus Thomas Oudman op de Banc d’Arguin in Mauritanië. Voor zijn onderzoek ving Oudman enkele kanoeten. Een deel ‘gaf hij een grotere spiermaag’, door de vogels extra zware schelpen te voeren; een ander deel kreeg juist een kleinere spiermaag doordat ze vooral makkelijk verteerbaar eten kregen. De vogels met de grotere maag gingen vervolgens duidelijk meer eten, maar niet van de aangeboden cirkelschelpen. Dit schelpdier bevat relatief veel sulfide. Deze giftige stof wordt door de schelp actief opgenomen uit de zeegrasvelden, om aan speciale bacteriën te voeren.
Die bacteriën produceren in ruil suikers die door het schelpdier als voedsel worden gebruikt. ‘Blijkbaar wordt de hoeveelheid van deze schelpen die een kanoet kan eten beperkt door het gif, en niet door de grootte van de maag’, zo stelt Oudman in het tijdschrift PLOS One. ‘Dat heeft ook belangrijke consequenties voor de manier waarop je naar de beschikbaarheid van voedsel moet kijken. Op de Banc d’Arguin bestaat soms wel 90% van de aanwezige schelpdieren uit de – voor kanoeten bijzonder voedzame – cirkelschelpen. Maar dat is dus zeker niet per definitie allemaal beschikbaar voedsel’, aldus Oudman.
Meer informatie: thomas.oudman@nioz.nl